Papegaaien en parkieten handboek 2013
De nieuwe editie van het Papegaaien en parkieten Handboek van auteur Adri van Kooten
en co-
Josephinelori -
Josephinelori
Ondersoorten
• Charmosyna Josefinae josephinae -
• Charmosyna josefinae sepikiana -
• Charmosyna josefinae cyclopum -
Josephinelori
Formaat: 24 cm. Ringmaat: 5 mm.
Man: de algemene lichaamskleur is rood. De nek en de schedel zijn zwart met lichtblauwviolette schachtstrepen. De bovenzijde van de rug en de vleugels zijn donkergroen. De onderzijde van de rug is geel, de dijen en het onderste deel
van de buik zwart. De bovenzijde van de middelste staartveren zijn rood met een gele punt, de buitenste staartveren zijn met groen doorlopen. De onderzijde van de staart is geel. De smalle naakte oogring is grijs, de iris oranje, de snavel oranjerood en de poten zijn vleeskleurig.
Pop: gelijk aan de man maar met gele vlekken aan beide zijden van de onderrug.
Charmosyna josefinae sepikiana
Sepik-
Formaat: 24 cm. Ringmaat: 5,5 mm.
Man: gelijk aan C. j. josefinae maar het zwart op de buik is uitgebreider en deze ondersoort heeft een zwarte nekvlek met lichtgrijze schachtstrepen.
Pop: gelijk aan de man maar met gele vlekken aan beide zijden van de onderrug.
Charmosyna josefinae cyclopum
Cyclops-
Formaat: 24 cm. Ringmaat: 5,5 mm.
Man: gelijk aan C. j. josefinae maar het zwart op de buik ontbreekt of is nog slechts heel vaag aanwezig. Ditzelfde geldt voor de blauwe schachtstrepen op de zwarte nekvlek.
Pop: gelijk aan de man maar met gele vlekken aan beide zijden van de onderrug.
Herkomst, leefwijze en status
C. j. josefinae: Irian Jaya ten westen van het Wilhelminagebergte.
C. j. sepikiana: de bergen van Sepik in het oosten van Nieuw-
C. j. cyclopum: het Cyclopsgebergte in het noorden.
In hun leefgebied komen ze voor in bossen, langs bosranden en in hoog opgroeiend struikgewas op hoogten tussen 750 en 1.800 m. Buiten de broedperiode komen ze alleen, paarsgewijs of in kleine groepen voor. Meestal zijn dat dan oudervogels met jongen van het jaar ervoor. Als voedsel nuttigen ze in hoofdzaak pollen, nectar, zachte vruchten, bloesems en insecten en hun larven.
Voeding
Het zijn vogels die hoofdzakelijk bloesems, nectar, bladknoppen en verschillende
soorten zachte vruchten en insecten eten. Gelukkig zijn er tegenwoordig diverse volwaardige
kant-
F. Beswerda was én van de eerste kwekers in Nederland die succesvol met lori’s kweekte. Na jarenlang geëperimenteerd te hebben met de voeding ontwikkelde hij uiteindelijk een recept waarmee hij zeer goede kweekresultaten behaalde en haalt.
Dit recept bestaat uit drie delen en ziet er als volgt uit:
• 50% moes van fruit en groente. Deze wordt gemaakt van appels, peren, aardbeien,
ananas, wortelen, komkommers en andere groenten-
• 25% mengsel (als voorbeeld 1,5 kg) van 300 gram zevengranenvlokken, 200 gram Nutrix rijstebloem, 250 gram insectenvoer, 250 gram eivoer, 500 gram druivensuiker, 2 maatschepjes spirulina, een flinke eetlepel honing , een lepeltje multivitamine en twee maatschepjes kalkpreparaat;
• 25% kant en klaar lorivoer.
Bovenstaand mengsel wordt vervolgens aangelengd met water tot het de dikte van magere
yoghurt heeft bereikt. Het voer kan in grotere porties worden aangemaakt en in de
diepvries bewaard. Bovenstaande voeding kan eventueel dagelijks nog worden aangevuld
met een weinig zonnebloempitten en trosgierst; deze worden echter niet door alle
soorten gegeten. Verder kunnen, indien voorradig, wilgentakken en onrijpe gras-
van de kop spatten en overal in de volière terechtkomen. Daarnaast zullen er bij een te dik voer voedselresten aan de snavel blijven kleven, die daarop op den duur een korst kunnen vormen. Dit kan op zijn beurt weer aanleiding geven tot vervelende schimmelinfecties.
Huisvesting algemeen
Een volière voor deze lori’s dient een minimale lengte te bezitten van 3 tot 4 m, een breedte van 1 m en een hoogte van ca. 2 m. Een langere volièe is niet echt nodig omdat lori´s geen typische vliegers zijn. Ze houden meer van klauteren, springen en klimmen. De volière dient daarom klimbomen, dikke stukken touw en
ander speelgerei te bevatten. Verder moet het verblijf gemakkelijk schoon te houden zijn, dit in verband met de dunne ontlasting. Dat betekent dat de wanden en de vloeren het best kunnen bestaan uit gladde materialen, bijvoorbeeld
trespa of tegels. Lori’s dienen het gehele jaar door een dikwandig broedblok tot hun beschikking te hebben omdat ze hier niet alleen in broeden maar er ook de nachten in door brengen. Het nachtverblijf dient verwarmd te kunnen worden omdat niet alle soorten winterhard zijn. Verwarming is eveneens gewenst omdat sommige soorten in de winter broeden. Door de kou koelen de eieren dan snel af, vooral
als de vogels voor langere tijd het nest verlaten.Het is daarom aan te bevelen de temperatuur niet onder 10°Cte laten komen. Opgemerkt dient te worden dat sommige soorten minimaal 20°C verlangen! Omdat verschillende soorten het gehele jaar door broeden is het wel noodzakelijk dat de kweekruimte over kunstmatige verlichting beschikt. Deze schept de mogelijkheid om de dagen (kunstmatig) te verlengen tot minimaal 12 uur en biedt daarmee gelegenheid aan de oudervogels om hun jongen door de dag heen voldoende voer aan te bieden. Het nachtverblijf moet ongeveer een afmeting hebben van 2 x 1 x 2 m (lxbxh). Indien er sprake is van naastgelegen rennen is het van belang om de tussenwanden van zowel het nachthok als de buitenrennen van dubbelwandig gaas te maken zodat de vogels elkaar niet kunnen verwonden.
Voor de buitenvolièes is het van belang dat de ondergrond goed gedraineerd is, zodat de dunne uitwerpselen gemakkelijk weggespoeld kunnen worden. Een goede ondergrond hiervoor is een flinke laag grof grind. Die is met een tuinslang gemakkelijk schoon te spuiten en ook kan het vrij eenvoudig omgeharkt worden. Lori’s houden erg van baden; de vogels moeten dan ook steeds de beschikking hebben over vers badwater. Zorg er ook voor dat een deel van de buitenvolièes
open is zodat ze van een mals regenbuitje kunnen genieten! Om aan de behoefte aan baden tegemoet te komen zou eventueel in de buitenvolièe(s) een kunstmatige beregeningsinstallatie aangelegd kunnen worden.
Kweken met
De vogels dienen het gehele jaar door een nestblok tot hun beschikking te hebben
omdat ze hier niet alleen in broeden maar er ook de nachten in doorbrengen. Het nest-
Om de vogels te helpen bij het in-
te brengen. Als nestmateriaal dient een laag houtspaanders in het blok te worden aangebracht. Deze laag mag niet te dik zijn en moet flink worden aangestampt zodat eventueel gelegde eieren niet in de houtkrullen wegzakken. Als er jongen zijn
dient, vanwege de dunne ontlasting, met enige regelmaat het nestmateriaal te worden ververst. Naast het broeden in de volière kan met deze soorten ook in
ruime kweekkooien van bijvoorbeeld 200 x 60 x 100 cm (lxbxh) worden gekweekt. Het verdient aanbeveling de vogels niet onder 20°C te huisvesten. De kweekruimte dient dan ook over een verwarming te beschikken. Verder is het noodzakelijk dat er kunstmatige verlichting aanwezig is.
Vogels uit het geslacht Charmosyna kunnen namelijk elk moment van het jaar overgaan tot broeden. Een kunstmatige verlichting schept dan de mogelijkheid om de dagen (kunstmatig) te verlengen (tot minimaal 12 uur) en biedt de oudervogels de mogelijkheid om hun jongen voldoende voer te geven. De pop legt meestal twee eieren per broedsel. De broedtijd bedraagt ca. 25 dagen. De jongen vliegen na
ongeveer acht weken uit. Ze lijken dan op de ouders. Na het uitvliegen worden ze nog enkele weken (bij)gevoerd. Drie weken na het uitvliegen zijn ze als zelfstandig te beschouwen.
A. van Kooten